Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de Watersnoodschade 1953

 

Artikel 36
1
Met de belangen van degenen, die ten tijde van het ontstaan van de schade een zakelijk recht, niet zijnde een recht van hypotheek, konden doen gelden met betrekking tot het goed, waaraan de schade is geleden, wordt, indien de zakelijk gerechtigde uiterlijk een maand voor de uitbetaling van de bijdrage van zijn zakelijk recht per aangetekende brief aan het vaststellend orgaan heeft doen blijken, bij de uitbetaling van de bijdrage rekening gehouden op de wijze als in de volgende leden is bepaald.
2
Indien de rechthebbende met de zakelijk gerechtigde omtrent de uitbetaling van de bijdrage een minnelijke regeling tot stand heeft gebracht en daarvan, met inachtneming van de in lid 1 bedoelde termijn, per aangetekende brief aan het vaststellend orgaan is kennisgegeven, geschiedt de uitbetaling voorzoveel mogelijk overeenkomstig het dienaangaande bij die regeling bepaalde.
3
Bij de bouw van een vervangend pand op grond, welke ten tijde van het ontstaan van de schade niet eveneens met de in lid 1 bedoelde zakelijke rechten was belast, of bij bouw van een pand van aanzienlijk geringere inhoud of van andere aard dan het getroffene, alsmede wanneer de bijdrage op basis van de verkoopwaarde, bedoeld in artikel 32, is vastgesteld, geschiedt de uitbetaling van de bijdrage uitsluitend, nadat met betrekking tot het getroffen pand een regeling is getroffen, als bedoeld is in lid 2. De uitbetaling geschiedt zoveel mogelijk overeenkomstig het dienaangaande bij die regeling bepaalde. Indien het gestelde in de vorige zin niet van toepassing is, kan, wanneer geen minnelijke regeling tot stand is gekomen, de bijdrage geheel of gedeeltelijk aan de zakelijk gerechtigde worden betaalbaar gesteld, voorzover het zakelijk recht niet zijn waarde herkrijgt of tot zijn volle waarde herleeft in verband met herstel, heraanschaffing of herbouw door de eigenaar, hetzij uit kracht van de wet of door rechtshandelingen.
4
Indien een zakelijk gerechtigde niet op de wijze, als in lid 1 is omschreven, van zijn recht heeft doen blijken, kan in bijzondere gevallen aan het bepaalde in de vorige leden overeenkomstige toepassing worden gegeven.
5
Ten aanzien van degenen, die ten tijde van het ontstaan van de schade met betrekking tot het verloren gegane of beschadigde goed een belang hadden uit hoofde van een overeenkomst van huurkoop of van koop op afbetaling, dan wel degenen, aan wie het genoemde goed alstoen tot zekerheid was overgedragen, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing. Betaling ingevolge het gestelde in de vorige zin aan een huurverkoper, een verkoper op afbetaling dan wel aan de houder van de schuldvordering, tot zekerheid waarvan het goed was overgedragen, strekt de koper dan wel de debiteur tot kwijting.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •